Zomerswarm

wat als poëzie zomerswarm puft
verhitte verzen drijven
in een plas van zweetparels
en letters lui en loom
vandaag geen nieuwe zinnen weven 

woorden glimlachen een blauwe lucht
slenteren in het zwoele van het middaguur
tot ze uitgedroogd
in de schaduw een terrasje mijmeren
en lippen dorstig van wat koelte drinken

toch is eentje nog wat speels
ze dicht een luchtig briesje
dat verleidelijk met haar jurkje speelt
en als een erotisch minnen
in het dichtveld van haar benen kuiert

        © Merel

Gebarsten klanken

                   een jaar geleden namen we afscheid van Yasmine
                    een jaar geleden schreef ik twee gedichten
                    eentje kon je vorig jaar lezen
                    het tweede lees je vandaag …..

er blijven gebarsten klanken aan je lippen hangen
nu ze in de doodse stilte geen uitweg vinden
en noten eens gevuld met warme zinnen
wentelen zich in een steenhard omhulsel
zelfs het afscheid blijft achterwege
verdrinkt in tranen van verdriet

en een melodie ooit door jou gezongen
raapt vergruisde maanstralen op
die eens nog licht ontvlambaar waren

de woorden van een lied rennen je adem achterna
proberen je hijgend in te halen
maar de namiddagzon kleurt vergezichten zwart
en dode dagen staan je reeds op te wachten

           ©  Merel

Zomersblauw

het lijkt alsof zwoele wolken
verliefde blikken mijmeren in het zomersblauw

en het jurkje
te warm gedicht
beweegt blozend
in de takken van die ene appelboom

hoe een zuchtverlangen uit een vrouw ontsnapt
het muze vuur haar dichter streelt
een hete adem vanuit haar navel
zoen verwarmend zijn lippen verleidt

er kriebelen zinneprikkels in haar schoot 
en met een vrouwelijke tederheid
fluistert ze liefdeswoorden
in de golven van zijn buik  

           ©  Merel

Zomernacht

ik ben een zomernacht
met zwoele blik 
verleid ik een jurkje

dat veel te warm
met een speels gebaar
het stofferig omhulsel
van een vrouw uitkleedt

een windzucht ontsnapt
uit de intieme honger van een man

op zijn lippen danst een zoen
met rode wangen in zijn schoot
en een hitte niet te stillen
parelt liefdesdruppels op haar huid

                   ©  Merel

Zomerdroom

en wat als ik je zomerdroom mag zijn
met mijn muzedicht tot bij je kom

doorwaadbaar
als een blosjes sluier
kijkt mijn vrouw zijn je verlangend aan

ik schep voor jou een ruimte
onder die ene appelboom
waar vrucht gemijmer rijpt

en windzucht als vingertakken 
een knetterende symfonie componeert
op de inspirerende golven van je huid

           ©  Merel

Het verontrustte hem

het verontrustte hem
hoe in de stilte van het dauwhart
zelfs tranen naar adem hapten

verbitterd zwegen
alsof de ziel werd meegesleurd 
in de stroming van het wondvocht 

hij zocht naar iets
al was het maar een fluisterwoord
een boei van schakelzinnen die bevrijding bracht

tot klapzoenen zijn onderweg bekoorden
hij ontroerd zwachtels losweekte 
liefdevol haar pijn afschraapte 
en een nacht voor haar weefde 
in de armen van zijn ik

       ©  Merel

 

Het werd stil

 

het werd stil
in het dauwhart van die ene klaproos
het ochtendlicht slikte zijn adem in
en wolken klitten samen
huilden verwrongen pijn
om woorden
die geen windbries vonden

ze bloosde geen verlangen meer
het vruchtzaad
kreunde een gebarsten huid
waaruit neveldruppels traanden
en wachtte tot de nacht
zijn mantel om de wonde zwachtelde

         ©  Merel

Dichtvrouw

ik kom je dichtvrouw tegen
aangespoeld
vanuit de mijmergolf die je ooit droomde 

het lijkt alsof ze je zuchtwoorden hoort
weet ze me te vertellen 
en in haar bij je willen zijn 
dicht ze haar armen in je beven

ze heeft die ene zonzoen in haar ziel bewaard 
of je het nog wel weet
hoe dit je eens verwarmde 

en het maanzaad 
ooit gedicht in het dempen van het licht 
rijpt al die tijd vruchtminnend in haar schoot 

vannacht fluistert ze met stille stem
mag je slapen in haar poëziebundel
misschien maakt ze je wakker 
met haar vingers die verlangen schrijven op je huid

           ©   Merel

Ze lijken niet verbaasd

ze lijken niet verbaasd, mijn genen
schudden verzwakt hun hoofd
en murmelen met stille stem
hoe de speling van het lot
zijn stroom heeft uitgezocht

zoals die ene dauwdruppel
waarin het kristallicht geen weerspiegeling meer dicht

en toch
fluistert mijn ziel
is er iets dat zijn onderweg kleurt

hoe ondanks zijn nevelhorizon
levenswijsheid hem verwarmt
en het kind van mij met andere ogen
de mooiste lichtbundel weer ontmoet

           ©  Merel

Waarom heb je

waarom heb je in zijn licht geknipt
mompel ik tegen mijn genen
knijpt het je keel niet dicht
nu je ziet wat je hebt gedaan

hoe het kind van mij
zijn horizon in de schemer vlecht
en witte bloemen
in zijn gezichtsveld grijze spinsels lijken

ik heb je niet gezegd
om andere ogen uit te broeden
die zich half versleten nestelen
in veel te jonge blikken

ik lees vraagtekens in zijn pupil
en wieg ze in mijn moederhart

       ©   Merel