Voor Myrjam

ik heb woorden gevraagd je fluister lief te wiegen
ingetogen tot bij jou te komen
je te verwarmen door dicht bij je te zijn
nu de kilte van vandaag je zo omringt
 
ik heb ze gewikkeld in wat troost
met zachte lagen om even in te schuilen
nu zij in wiens schoot het voor jou ooit begon
daar aan de overkant voor altijd haar ogen sluit
 
                ©  Merel

Mijmerspoor

uit het mijmerspoor van de nacht
wandelt de bruidssluier van de dageraad
 
ze geeuwt nog even
rekt zich gemoedelijk uit
heeft wat ochtend kristallen in haar armen
die wachten op een zoen van de zon
 
de lucht kleurt veelbelovend
en in de spiegel van het tijdloze
groeit het gefonkel van een stralende lach
 
           ©  Merel

Golfzinnen

onder het liefdevolle van de maan
kruimel ik letters van verlangen
ze blozen zachte woorden van ik heb  je lief
 
daar bij het mijmerend hart van het water
wacht ik op het bootje dat in je gevoelens stroomt
als je uitstapt mag je in het mooiste van mijn zinnen golven
 
            ©  Merel

Woordeloos

geschreven vrijdagavond zo rond het klokje van middernacht

 

het is bijna middernacht
er komen woordjes aangelopen
een beetje buiten adem
vragen ze of ik nog aan hen denk
het is al laat en ze willen zo graag verstrengelen
gemoedelijk dansen met het vruchtvlees van een dicht
 
ik zucht heel even
weet niet wat schrijven
kijk vertwijfeld om me heen
 
ik zie een dromerige blik
aan het weefgetouw van de nacht
zweven draadjes van gelukkig zijn
er groeit een warme glimlach in de duisternis
tussen de sterren schommelt een mijmerend gevoel
en de maan zoent de tranen van de wolken weg
 
ik laat me drijven in de stilte
woordeloos weet ik niet wat zeggen
 
           ©  Merel

Ik zou

vandaag 23 januari zou mijn moeder 84 jaar worden
ze is helaas voor altijd 61 jaar gebleven
 
 
ik zou je nog zo veel willen zeggen
zo veel met je willen delen
zo veel vragen
 
ik vlinder me in mijn dicht op zoek naar jou
dat ik woordjes kneed tot zinnen heb je nooit geweten
 
ik windzucht me naar de witte wolken watten huisjes
beeld me in dat je van daar uit samen met mijn grote kleine broer
als een zomerstreling mijn onderweg verwarmt
 
           ©  Merel

Elfen sprookje (3)

nog even kijkt het elfje naar het wonder
de zon geeuwt een laatste keer 
daar is de eerste knipoog van een ster 
en de maan wandelt gemoedelijk over de zee 
 
haar oogjes vallen langzaam dicht 
ze voelt zich geborgen bij de meeuw
met wat zeewier beschermt hij haar
tegen de koude nachten van het strand
hij streelt haar kleine vleugels glad
haar laatste zorgen worden weggespoeld
 
ze droomt niet van kabouterhuisjes
er wapperen geen mooie beelden aan het takkenbos
in haar droom ziet ze die grote plas
het lijkt zelfs alsof iets gemoedelijk naar haar wuift
zo veel – ze weet niet wat het is –
ze telt het op haar elfen vingertjes
het zijn er tien en dan nog eens zeven
ze zwemmen met zijn allen dicht bij de branding
is het een droom of kijkt ze even met open ogen 
morgen vraagt ze het aan de meeuw
misschien heeft hij ze ook gezien
 
             ©  Merel

Elfen sprookje (2)

het elfje nestelt zich in zijn meeuwen vleugels
ze veegt weg die laatste traan 
voelt zich op haar gemak
haar hartje klopt terug wat trager
 
laat ons eerst wat rusten zegt de meeuw
het duurt niet lang meer voor het donker wordt
je mag slapen hier heel dicht bij mij
ik zal je wel beschermen
maar eerst wil ik je iets laten zien
dat ene iets zo wondermooi
 
de lucht verandert van kleur
warme tinten weven gouden draden
er is de zon zo reuze groot
met kleine beetjes lijkt ze te verdrinken in de zee
 
het elfje houdt haar adem in
kan de zon wel zwemmen vraagt het elfje met aarzelende stem
wat als ze morgen kletsnat niet meer kan schitteren 
 
dat is het magisch mooie van een zonsondergang
fluistert de meeuw met stille blik
zie je hoe de rimpels van de zee
verstrengelen met haar zachte streling
slaap nu maar
morgen ontwaakt ze weer in haar schoonheid
 
               ©  Merel

Elfen sprookje

wie ben je vraagt een meeuw
ik heb je hier nog niet gezien
je bent zo klein
zo broos
je beeft
met je transparante vleugels
half weggedoken in een schelpenhuisje
ik zie een traan
ben je soms bang of heb je verdriet
 
ik ben een elfje uit het verre sprookjesbos
een dochtertje van de lieve elfen fee
ik was wat uitgelaten
speels en dacht niet na
ik speelde haasje over met de wolken
tot ik plots zo moe werd
heel even rustte tussen zachte watten
 
plots werd ik wakker in het zand
ik weet niet waar ik ben
zo veel water heb ik nog nooit gezien
ik wil naar huis maar weet niet hoe
ik mis de wind die met de bomen speelt
de kabouters in hun rood wit huisje
mijn vriendjes om mee te spelen
 
vertrouw me maar fluistert de meeuw
ik neem je mee naar de branding
samen luisteren we naar de boodschap van de zee
hoor je het lied dat ze voor ons zingt
zie je hoe lichtstralen met de golven stoeien
ik begrijp wel wat ze ons vertellen
 
er is een plekje voor jou tussen mijn vleugels
ik breng je terug naar je sprookjesbos
de wind toont ons wel de juiste weg
 
                ©  Merel
 

Ik kom terug

ik kom terug fluisterde ik
zo zacht
dat de wind het bijna niet hoorde
 
daarom schreef ik het
in de branding van gelukkig zijn
gekoesterd door het licht van de ondergaande zon
en een schelp die het meenam in haar gedachten
 
          © Merel

Het knispert

het knispert naar het weekend
wat zand dat ik in mijn schoenen vind
de stilte in mijn binnenzak
de adem van de lucht die me verwarmt
 
het ruisen van het lied
alsof een zeemeermin het mooiste van haar geeft
de meeuw die het aan de wolken vertelt
ze komt vast en zeker nog terug

           ©   Merel