Mama

26 jaar geleden in de nacht van 28 – 29 november begon mijn mama aan haar laatste reis

 

het wordt koud vannacht 

net zoals die ene nacht 

toen je bootsman zachtjes fluisterde 

ze heeft genoeg geleden 

ik neem haar met me mee 

daar waar ze mag rusten verlost van alle pijn

 

we konden niet anders dan je loslaten 

troostten ons met het weten 

dat je lichaam die laatste dagen 

meer en meer om je laatste adem smeekte

en omdat we zo veel van je hielden

lieten we je heel stilletjes gaan

 

nu drijf je samen met papa 

in het vaarwater van je bent niet meer alleen 

en ik weet het bijna zeker 

dicht bij jullie zeilt het bootje van mijn broer

vannacht verwarm ik een knuffeldekentje

en kneed teder een ik mis je zoen

 

              ©  Merel

 

Vrouwzijn

we zeeën ons in mijn gedicht

het bijna verlaten strand

wikkelt ons in een droommantel

en hand in hand voetstappen we onze zinnen

we luisteren naar het verhaal van een schelp

waarin de wind haar tederste lied zingt 

zandkorrels letteren liefdeswoorden 

je schikt ze in een boeket van samen oud worden

en als een warme golf streel je mijn vrouwzijn

 

         ©  Merel

Er danst

er danst een glimlach op je lippen

een zacht gefluister verwarmt je oorschelp 

en je voelen wiegt gemoedelijk 

op de schommel van het teder samen zijn

ik zie je graag legt woorden in je handen

en een lieflijke streling kuiert langs je rug

je opent de deur van je zinnen

en in je ogen staat te lezen 

hoe intieme vruchten liefde blozen

 

             ©  Merel

Met uitgebluste zinnen

met uitgebluste zinnen komt ze naast me staan 

ik heb geen droom meer zegt ze 

al mijn dromen zijn uitgedroomd 

en ze stapt in verzen van ijskoude letters 

 

wacht nog even roep ik

november is grijs en kil 

maar kijk hoe overal lichtjes ontwaken 

nog even en december spint zijn gouden dagen 

met bundels  als gloeilampjes

die warmte en gezelligheid weven

en in het gefonkel van een vlammetje 

kneed je vast en zeker een nieuwe droom

 

               ©   Merel

 

 

Tussen de nerven

tussen de nerven van een pas gevallen blad 

lees ik een gedicht 

hoe ze in de lente van haar dagen 

plots ontluikend aan een tak ontwaakt

ze is daar niet alleen 

keuvelt gezellig met haar soortgenoten 

kijkt al mijmerend om zich heen

vraagt zich af hoe het daar beneden is

in de zomer beweegt ze gemoedelijk heen en weer 

een zacht windje speelt met haar zinnen 

het wordt warm en dorstig als ze is

krijgt ze niet meer genoeg sappen van de boom 

ze verlangt naar koelere dagen 

en als stilaan de herfst komt

wikkelt ze zich in een kleed van vurige kleuren 

er komt een stormvlaag

en ze ziet bladeren naar beneden dwarrelen 

voelt hoe ze met kleine beetjes zwakker wordt

beseft dat ze ook wel eens zal vallen

en vraagt zich af of het pijn zal doen 

tot ze op een dag echt niet meer kan

ze zweeft als een lichtgewicht

het voelt goed dat zachtjes dwalen in de wind 

alsof ze poëzie schrijft op een novemberdag 

nu ligt ze daar met al haar vrienden 

en in de stilte van de avond 

hoor je hun stil gefluister 

weet je nog hoe het allemaal begon ….

 

                 ©  Merel

 

Het regent

het regent natte letters 

en ik vraag me af 

waar is het mooie herfstkleed gebleven 

grijze woorden vallen uit de lucht 

en dansen hoopvol rondom mij 

het duurt wel even 

fluisteren ze met stille stem

maar weet dat op een ochtend 

je weer ontwaakt 

met de glimlach van het licht

 

      ©    Merel

In de stilte

in de stilte van het avond zijn 

fluister ik met vederlichte stem

slaap nu maar je mooiste slaap

ik kneed voor jou een warme droom 

zodat de kilte van de nacht je niet verrast 

ik dek je toe met zachte woorden 

doe je ogen nu maar dicht

morgen zoen ik ze wel wakker

 

        ©   Merel

 

Je liedje

Na het horen van een liedje van Sabien Tiels (samen met Johan Verminnen) : broertje en zus

 

ik hoorde je liedje 

je zachte stem 

je lijkt wel mijn broertje 

en je woorden verwarmden

dat ene plekje zo bijzonder

in mijn rechter boezemkamertje 

 

je nam me mee 

op de schommel van lang geleden

broertje en zus

in de speeltuin van hun kindertijd 

 

broertje werd groter

een stoere man 

ik noemde hem

mijn kleine grote broer 

en net als in je liedje 

hield hij van muziek

strooide hij een glimlach 

van gelukkig zijn

zo maar in het rond

 

nu wuift hij van daarboven

en een windzucht fluistert 

ik hou nog steeds van jou 

hij mijn klein broertje

ik zijn grote zus 

en waar hij nu ook is 

hij blijft zo dicht bij mij

 

            ©   Merel