Dag jij

dag jij
het voelt wat vreemd vandaag
nu het einde met rasse schreden nadert
er is weemoed die in me kruipt
om dat wat was en nooit meer komt
gelukkig heb ik nog wat woorden over
ze zijn niet echt bijzonder
zo maar het voelen wat ik voel

weet je jij
soms was het moeilijk
liep ik verloren met mezelf
ik botste en zag mijn emoties
dansen met gevoelens die ik niet echt kende
ik werd bang, dacht mezelf te verliezen
krabbelde langzaam overeind

maar weet je
ik wankel nog een beetje
toch kijk ik aarzelend uit naar wat komt
dankzij jij weet ik mezelf  terug te vinden
die rare kronkels in mijn hoofd laat ze maar hangen
de angst heb ik verbannen
alleen het verlangen dat krijg ik maar niet klein

             ©  Merel

Zij de vrouw

onder het schijnsel van de maan
het proeven van de stilte
ervaart ze het intense van het zijn
ze mijmert herinneringen
nestelt zich in  geborgenheid
het voelt goed in haar

en zij
de vrouw van de gedichten
weet wat in haar speelt
ze denkt aan woorden pas gehoord
hoe vurige ogen nu over haar spreken
het stukje vrouw dat ze nog niet kennen

ze glimlacht even
laat de woorden voor wat ze zijn
alleen zij begrijpt en weet wat het is
het lezen tussen de regels

          ©  Merel

Woorden

er bleven woorden hangen
ze aarzelden
waren wat verlegen
wisten niet het juiste woord te kiezen

ze zweefden in het ijle
keken naar dat ene woord
zo mooi
verleidelijk
een bron van warmte
als liefde zo lief
een zonnegloed die straalde
in de glimlach van een mond

woorden zwommen in het zwijgen
regen parels van verlangen
bleven steken in dat ene woord

           ©   Merel

Mijn klein meisje

met de draaimolen op het marktplein
kwam ook het klein kind terug in mij
ik zag een meisje huilen in het donker
er was angst na die boze droom
gelukkig bracht mama  een wolkje van rust
en mocht het lichtje even blijven branden

ik hoorde ze liedjes zingen in de regen
en zag hoe ze leerde fietsen met een zakdoek in haar hand
soms was ze wat verlegen, bleef steken in haar woorden
dan klonk een schaterlach zo hartverwarmend door de kamer

ze was gewoon een meisje dat speels door het leven ging
verslond boeken en droomde hoe ze ooit groot zou zijn
dan zou ze . . . en haar oogjes twinkelden als sterren

nu is ze groot en kijkt nog even terug naar toen
haar dromen zijn nog lang niet uitgedroomd
het klein meisje kijkt nu in de spiegel naar de vrouw
in haar ogen fonkelen sterren als nooit voorheen

               ©   Merel

Liefde

zou liefde mooi zijn
hartverwarmend
tedere momenten strelen
verdrinken in een passionele blik
zichzelf verliezen
ontwaken en weten dit is geen droom

ze vroeg het aan versteende wezens
die koudweg geen antwoord wisten
en ploeterden in de verkilde vijver

ze vroeg het aan de bomen
krakend van ouderdom
trokken ze hun stramme schouders op

ze vroeg het aan de laatste ijsvogel
alleen in de sneeuwwitte stilte
krijste zijn snavel verdrietige klanken

ze keek naar iemand
ze noemde het haar liefde
samen hand in hand
ontdekten ze wat liefde was

         ©   Merel

 

Een warm gedicht

ze zocht woorden voor een gedicht
liefst hartverwarmend
met een vleugje troost
zodat ogen niet meer schreiden
en mensen hoopvol plukten
van de draden van het leven

er was iets
ze hield haar adem in
noemde het lichtinval
en als een verbaasde reizigster
werd ze meegevoerd door de eeuwen heen
tot vlakbij de plek van stille nacht

ze zag hoe herders ingetogen
hulde brachten aan het kleine kind
pas geboren in een stal
en engelenkoren zongen hemelse muziek
een fonkelde ster zei dit is het Kindeken
speciaal voor ons geboren hier op aard

ze voelde hoe vrede in haar kwam
warmte en geborgenheid
en schreef voor alle mensen een gedicht

         ©   Merel

Woorden uit de lucht

er vallen woorden uit de lucht
sneeuwwit
bedekt met een laagje rijm
en door de streling van de zon
schitteren ijskristallen alsof sterren
verbroederen met het winterlicht

ze hebben koud
huiveren in de ijsgevulde dagen
vragen of hartstocht nog bestaat
want de weg is zo gevaarlijk glad
bevroren passie sterft eenzaam op de grond

ik heb geen antwoord klaar
denk aan het Licht dat weldra komt
en hartverwarmend een plekje in de mensen vindt
ik neem de woorden in mijn handen
adem levenslucht heel dicht bij hen
laat ze behoedzaam ontdooien
en wacht hoopvol op het Licht

         ©   Merel

Ooit

ze kruisten een ogenblik
een toevallige ontmoeting
vluchtig in het voorbij gaan

het in zichzelf kruipen
verzonken in gedachten
en het reikhalzend verder gaan
tot voorbij de horizon

twee vreemde wezens
tot een schreeuw van herkenningspunt
hen verbaasd deed omkijken

ooit liepen ze samen langs de levensweg
dronken van dezelfde bittere beker
kronkelden in pijnlijke gevoelens
verdronken bijna in een poel van verdriet

ooit klampte iemand zich vast aan de reddingsboei
de andere spartelde eenzaam verder

          ©   Merel

 

Hoe ze

hoe ze wangen kleurend zichzelf vergat
de tijd buiten spel de vrouw aanschouwde
woorden opgepeuzeld werden
en ze niet meer bij de wereld hoorde

hoe ze leefde in het verhaal
alsof ze de hoofdrol speelde
compleet vergat dat ze een toeschouwer was
razendsnel de eindstreep wou halen

achteraf verbaasde het haar
zij die iedere ochtend het nieuwe licht begroette
vergat die dag gewoon te kijken

          ©   Merel

Een engel stond haar op te wachten

vandaag stond de engel haar op te wachten
streelde zachtjes haar lokken
zag hoe in haar ogen de pijn
nog steeds waterige blikken schreef

je bent te laat
ik heb je niet meer nodig
toen ik je riep en het verdriet me bijna wurgde
bleef de hemel dreigend zwart
er was geen licht dat om me gaf

hij nam haar in zijn vleugels
vloog voorbij de horizon 
doorkruiste het hemelsblauw
ze zag verrukkelijke sterren
en plots een schitterend licht

een stem klonk uit de verte
dit is je lot
je kan niet anders dan het aanvaarden
vrees niet, ik geef je kracht
schenk je een lichtpunt van het zijn
ga nu maar
je levensweg is boeiend
ik waak en laat je niet alleen

          ©   Merel