Woorden staren

even staren woorden voor zich uit
ze willen schrijven
de juiste woorden brengen
blijven steken ergens halverwege

ze lezen hoe emoties niet meer kunnen
het verwerken krassen kerft
uitgeput in het lichaam kruipt
en verwarde kronkels met pijlen schieten

wat kunnen woorden zeggen
die soms te veel in eigen woorden kijken
van aan de zijlijn komen ze met aarzelende stappen
ze willen warme woorden brengen

of is het beter van te wachten
ze twijfelen
willen zo veel zeggen

er hangt vast nog iets moois in de lucht

            ©   Merel

Wat blijft is herfst

ze zoekt een verklaring
in de kijkers van het kind
dat tranen telt nu regendruppels
de ogen van de moeder vochtig maken

eens was er een malse regenbui
als nieuwe adem na een zwoele dag
het was als spelen in de zee
en koelte voelen op je veel te warme huid

nu striemen regenvlagen hard en zonder medelijden
als een gesel op het kwetsbare kind
dat het pijn kan doen had hij nooit gedacht
hoe het komt wil hij graag weten

ze aarzelt even
zoekt tussen al haar zinnen
vindt geen mooie woorden

er is herfst die in een gemakkelijke zetel zit
en zomer die de deur achter zich heeft dichtgedaan

          ©   Merel

Op een dag

op een dag wandel je door het bos
je ontmoet dezelfde bomen
bladeren kraken nog steeds
onder de voetstappen die met trage pas
de weg voor je verkennen
alles ademt rust
er is de stilte die je omarmt
en de wolken stoeien op het ritme van de wind
een vroege merel vliegt rakelings voorbij
zingt speciaal voor jou een lied

het raakt je in het diepste van je zijn
als een mensenkind dat plots ontwaakt
bekijk je het bos met helderziende ogen
bomen fluisteren een melodie van klanken
maken plaats voor jou en daar waar verdorde bladeren
uitgeteld de grond bedekten plant het groen van gras
een afspraak met kleurrijke bloemen

en bomen oud met wortels stevig in de grond
worden jonge stammen, openen voor jou het pad
vertellen je geestdriftig van die ene plek
daar waar het licht je staat op te wachten

Verlangen ademt

woordeloos zwijgen
voelen hoe verlangen ademt
en zinnelijke taal extase schrijft

een lichaam
gedompeld in vrouwzijn
kleurt beminnen rood
in warme liefdestinten

hongerig
brandt het vuur

         ©  Merel

Die ene vrouw

dan was er die ene vrouw
een stilleven
gewikkeld in een slapend verlangen
vergeten hoe binnen in haar
niet te wissen gevoelens
naast de schijndood sliepen

tot het weten met zinnen prikkelende gedachten
haar langzaam wakker schudde
ze keek in vrouwenogen
die haar nooit bedrogen
haar metgezel
de spiegel van haar ziel

en woorden
steeds gezwegen
vertelden hoe bevroren dromen ontdooiden

            ©   Merel

Een bezorgd gevoel

ik weet het wel
samen hebben we ze geteld
de haltes van hier naar daar
hoeveel stopplaatsen nog te gaan
voordat het eindstation zijn bestemming kiest

het lukt je wel
weet je me te vertellen
toch laat ik je los met bange gedachten
zul je weten wanneer
en wat als plots een onvoorziene stop
je helemaal in verwarring brengt

ik hamer er nog eens op los
vertel je eens te meer
om je aandacht goed vast te houden
op tijd jezelf bijeen te nemen
en zeker niet de verkeerde kant te kiezen

straks ga ik slapen met woelige bezorgdheid
morgen zal ik zwijgen, alleen nog dit misschien
zul je voorzichtig zijn

             ©    Merel

Jij mijn kind

ik had het beste met je voor
gaf je het leven en koos voor jou een naam
ik plantte toekomst bomen
en de dromen die ’s nachts je kamer verwarmden
kon je ’s morgens plukken van de takken
die met schouderklopjes goedemorgen wensten

toch was er iets dat kraakte
en op een vroege lentedag vergat een boom
hoe bloesems nieuwe lente kraaiden
je vroeg me waar de maan plots was gebleven
en de horizon kwam zo gevaarlijk dicht bij jou

ik verkrampte in mijn pijn
begreep hoe alles zich opnieuw herhaalde
en het schuldgevoel dat niet mocht zijn
– ik wist het niet maar toch voelt het binnenin zo raar –
veroorzaakte bonkend in mijn hoofd een razernij

ik wil het kloppen naast me leggen
mijn ik heb geen schuld begraven
het is gewoon het zijn dat zo moet zijn
maar jij mijn kind jij hebt dit niet verdiend

            ©   Merel

Een Mereltje

kreeg ik nieuwe vleugels
kwam er een kracht in mij
zodat mijn grenzen zich verlegden
werd ik aangetrokken door dat
wat zo lichtgevend naar me lonkte

ik vloog voorbij de hemelsblauwe lucht
tot daar waar het licht heldere fonteinen kleurde
en de sterren dansten met het gouden schijnsel van de maan
er kwam een lichtpuntje rakelings tot bij mij
ze schitterde liefdevolle vonken
vertelde me hoe vredevol het hierboven was
en de rust die als een sluier van voldoening haar omhelsde

ze had een plekje uitgekozen tussen vederlichte schapenwolkjes
vlakbij de tuin waar je af en toe mijmerend naar boven staarde
je deed het goed zo wist ze me te vertellen
en kwam er al eens een slechte dag
dan kwam ze als een engel ’s nachts vleugel wiegend naast je staan
ik kreeg een knipoog en ook een schouderklopje
ze vroeg me of ik dit even tot bij jou kon brengen

met een glimlach wuifde ze me vaarwel
haar laatste woorden klonken blij en vreugdevol
nu haar zijn jij en mij had samengebracht
wist ze dat haar woorden voor altijd verder leefden

           ©   Merel

Vannacht dwaalde ik

vannacht dwaalde ik
door het bos van het stilzwijgen
waar de bomen
weemoedig aan de heimwee knaagden
de kruinen hoofdschuddend
zichzelf miskenden
en de bladeren
– veel te vroeg –
hun laatste greep verloren

ik zocht wat rust
nu de spanning  met rasse schreden
als schokgolven mijn lichaam kwelde
er was een open plek 
een bron van helder water
waar het licht opnieuw geboren werd
de dageraad verlossend ademde
nevelsluiers flirtten
met de warme dromen van de nieuwe dag

ik kon geen gemoedsrust vinden
nu de bomen als treurige wachters
me gevangen namen
in dat waarvoor ik vluchtte

           ©   Merel

Mistig

nu blijft de nevel mistroostig hangen
mijn levensadem die blauwe lijnen kleurt
hapt naar verse lucht
maar vindt geen gaten die van opluchting spreken

iemand heeft het licht gedimd
er is geen ontsnappen aan
een muur van oorverdovend knarsetanden
kiest doelbewust vandaag
bouwt laag voor laag hongerige nevelslierten
zodat ik tastend in het vage
een weg zoek naar heldere tinten

een mistbank kijkt me uitnodigend aan
er is nog plaats in zijn vochtige contouren
verkleumd denk ik er niet aan

ik klapwiek tot mijn armen vleugels krijgen
vlieg dwars door de mist van sombere gedachten
tot de wolken met mijn verbeelding spelen
en de hemel suikerzoete dromen spint

                ©   Merel