er kroop onrust in een lichtgevend iets
daarnet mijmerde ze nog op een vederlichte wolk
die zich liet drijven in de zinnen van de wind
en in de lucht gelukkige hemelsluiers schreef
tot ze blikken wierp naar het benedendal
en zag hoe een vrouw schuldige gedachten schreef
ze voelde zich verbonden met haar pijn
proefde van het verdriet dat zo bitter smaakte
ze kwam lichtbrengend dicht bij haar
kleurde grijze spinsels hemelsblauw
in haar schoot legde ze een kristalheldere parel
die als een warme stroom haar ziel ontmoette
emoties eens als een zwerver op de dool
ankerden zich in het gemoed van een bijzonder iets
de vrouw ontdeed zich van haar zwaar beladen mantel
greep gretig naar het omhulsel van het goed gevoel