Je snaar trilt

je snaar trilt en met je vingers
raak je mijn lippen aan
begrijp je wat ik zeggen wil

dauwdruppels blozen verzadigde blikken
je voelwortels kronkelen nog even
en de geur van liefde
hijgt sidderend op je huid

je moet nu gaan 
en ook al dwarrelen sneeuwvlokken naar omlaag
de extase kruipt bonkend tegen je aan 

en het hartverwarmende dat je bevrucht
dicht ‘ik mis je’ in het ochtendlicht

          ©  Merel

Als voorbij de nevel

als voorbij de nevel van ingehouden adem
een ijskristal ontwaakt

gewikkeld in een bevroren stilte 
het licht zachtmoedig de nieuwe ochtend zoent

de maan nog even omkijkt
zich in haar mantel hult
en de sterren in hun slaap
blozend het minnespel nabootsen

bespeel ik met mijn lippen
nog heel even je snaar
alsof ik wil zeggen
ik heb je lief

         ©  Merel

Je bundelt verlangen

je bundelt verlangen
in het licht van de pas gevlochten dag
dauwdruppels weerkaatsen woorden
en dichtgemijmer kruipt in je ziel
als dichter bij je komen
en haar zinnen in je stroom
de ruimte  geven om te groeien

en in de stilte die je overvalt
raakt ze je liefdevol aan
dicht je lippen met vertrouwen
en de warmte van haar minnen
baart een buikhonger in je schoot

            ©  Merel

Nachtvlinder

je droomt een nachtvlinder
hoe ze in je gevoelens wat warmte brengt
haar vleugels dompelt in het minnewater
als een vrouw je lippen zoekt
en fluisterend je huidtaal streelt

hoe je haar ziel hebt aangeraakt
ze je meeneemt naar een plekje in het groen
waar tederheid bloesems bloost
en haar schoot ontvankelijk naar je kijkt

           ©  Merel

Maansikkel

er ontwaakt iets
in het gefluister van het stergemijmer
hoe het zwevend in de ruimte
als een droomverlangen
een knipoog aan de aarde schenkt

hoe ik weet dat ze weer zal groeien
lichtgevend
met mijn verbeelding speelt
en ik me wikkel
in het kleed van de maangodin

de wind bloost zwoele gedachten
nu ik je doorschijnend aan zal raken
mijn vingers voor je dicht 
en jij je huidzinnen voor me opent

          ©  Merel

Hoe de ziel

hoe de ziel zweeft
in het mystieke van het zijn
voorbij de tijd die altijd is

zichzelf ontmoet
in het zijn van haar bestaan

om in de ruimte van de tijd
in de stilte van het ogenblik
het oneindige te overstijgen 

         ©  Merel

Hoe een sneeuwbui

hoe een sneeuwbui
ijsletters in haar ziel schrijft 
roersels bevroren gedachten spinnen

en het winterlicht
verkild
geen mantel voor haar weeft

hoe ze schaatsend als een winddicht
de trieste vlokken van zich af wil schudden
en hunkert naar wat teder wit

hoe jij zachtaardig
ijskristallen aan haar geeft
ze zijn warmbloedig
fluisteren liefdeswoorden
als maanvruchten die haar ik beminnen

            ©  Merel

Ik kleed zinnen

ik kleed zinnen in het wit
als een verwonderd kijken
in het dichten van de winter

mijn adem nevelt lichtsluiers
die een fluisterdeken weven
in de pas gesponnen dageraad

en aan mijn lippen
tintelen ijsbloemen een warme bloesemgloed
nu ik sneeuwzacht je naam bemin

          ©  Merel

In het tijdloze

in het tijdloze van het zijn
weerspiegelt het licht dat wat altijd is
en in het gemijmer van het heelal
wordt een nieuwe ster geboren

ze is het kind van onze dromen
de hemelglans die ons bekoort

de weerkaatsing van het zijn 
het zijn dat is
en het zijn dat nooit zal zijn

         © Merel

       

Hoe je adem

hoe je adem geluidloos 
langs je lippen zweeft
als vruchtbaar zaad
mijn ik begeert
en je in het wit van winterdromen
met vingerwoorden mijn huid ontdooit 

je glimlacht naar mijn ziel 
ik streel de zinnen van je handen
en wandel vol verlangen met je mee

          ©  Merel