Wat liefs

er drijven letters
in een vijver gevuld met tederheid
ik zie hoe ze langs de waterkant
zacht golvend tot bij me komen
en wikkel ze in een doek
gedompeld in hartverwarmende ogenblikken

ik neem ze innig vast
fluisterend vertel ik mijn droom
ik laat ze kijken in dat plekje van mijn ziel
waar hartstocht liefdevolle vlammen brandt

ze lijken me te begrijpen
strelen mijn weemoedige blik
en de honger die me kwelt
wacht op voedsel
om mijn mijmerend verlangen te stillen

wat liefs van mij
komt met aarzelende stap
wat liefs van mij
stuur ik je in hemelsblauwe woorden

gewoon wat liefs
ik vind je lief
zo lief

    ©   Merel

Dat

dat ik bezorgd om je was
we beiden bang zijn even in de ogen keken
dat ik plots de herinnering ontmoette
en beelden zag die ik liever wou vergeten
dat de opluchting verrukkelijke klanken zong
en achteraf ik even moest bekomen
dat . . .

ik schrijf het voor jou in een gedicht

       ©   Merel

Pijn

ik kan de pijn niet voor je deppen
geen wonde zuiver maken
en de wolken die mistroostig naar je kijken
ze weten mij ook te raken

ik ben geen windekind
dat met een zachte stem
gaten in de hemel zingt
zodat zonnewarmte tot bij je komt

ik ben ver weg van jou
kan je alleen wat woorden sturen
vragen aan het licht
of ze nog wat bundels voor je heeft

ik ben hier en jij bent daar
kan je geen knuffel geven
alleen maar zeggen dat ik om je geef
en vragen of het met je gaat vandaag

            ©   Merel

Mijmerende ogenblikken

ze spinde mijmerende ogenblikken
vroeg weemoed zich in haar schoot te nestelen
de stilte heel stil te zijn
en de rust om haar vooral niet te storen

met ogen vochtig van emoties
kroop ze in haar merel verhaal
ze las woorden terug
ooit door haar geschreven
ademloos vergat ze alles om zich heen
er was alleen het voelen van haar ik
in de boomgaard van haar leven

en dat waarvan ze ooit droomde
stond haar aan te kijken
het einde eens door haar geschreven
stond wankel op de been
verloor het evenwicht 
en zij droomde woorden die een vervolg schreven

      ©   Merel

Ze opent woorden

ze opent woorden
een tijdje stil gezwegen
dit is wat in haar woelt
een zoektocht
naar de bodem van haar ik

ze is dezelfde zij
met vleugels die beschermend
haar oogappels licht strelend
de weg naar groeien tonen

toch wil ze open bloeien
zachte woorden horen
ze heeft alvast een lente mantel meegebracht
warmhartig wikkelt ze gevoelens
in een blik van tederheid

en woorden
een tijdje stil gezwegen
openen
het pad voor haar bezaaid
met klaprozen die weldra weer ontwaken

        ©   Merel

Mereltje

mereltje
ik lees in het bos van zinnen
hoe pijnscheuten tergend
in je lichaam wortel schieten
de herinnering knaagt zeurend aan je bot
weke delen worden nog wat weker
straks drijf je in een plas van niet meer kunnen

je zegt wel
ik schud alles van me af
maar beelden blijven krampachtig plakken
en zwarte raven krassen harde taal

ik heb nieuwe vleugels voor je meegebracht
vederlicht
zodat het loodzware als gruis
zijn weg vindt met de wind

vlieg mereltje
uit de boom die niets vergeet
ergens kleurt de zon warme tinten
straalt het licht speciaal voor jou
ergens wuift de horizon
glimlacht een knipoog een tedere blik

           ©   Merel

De herinnering

dan neemt de herinnering haar mee
naar een vervlogen lente 
hoe de bomen bloesemden
het licht  stilaan ontwaakte
de mensen hoopvol spraken
en warmte slapende harten wakker maakte
het kon haar niet raken

hoe zij dit alles niet beleefde
de spanning langzaam binnendrong
haar ziel verteerde en bonkende slagen
zweetdruppels op haar voorhoofd schreven
ze wist het alsof het gisteren was

ze nam hem mee naar buiten
vroeg hem tot vervelens toe
of hij de horizon nog kon zien
de kerktoren in de verte
zo klaar en duidelijk te aanschouwen
bleef voor hem een doembeeld
dat rampscenario’s voorspelde

ze klampte zich vast aan een misvormd gen
smeekte om het hazenpad te kiezen
het was te laat liet hij knarsetandend weten
het kwaad wrong zich een weg tussen de zenuwbanen

                 ©   Merel

Nu lente nog even wintert

nu lente nog even wintert
koude vlagen mijn lichaam verkleumen
zoek ik de warmte in je blik
droom hoe een stroom van tederheid
me meeneemt naar een ontwakend licht

en in de kleurschakering van je ogen
knettert een gloed van vurig verlangen
ik voel me vrouw in het diepste van mijn ik
vraag de tijd om even halt te houden
en nestel me in je ogen-blikken

           ©   Merel

Lieve jij

lieve jij
ik moet je wat vertellen
zo juist ontmoette ik de ogen van mijn ziel
ze namen me mee
tot in de diepste kern van het zijn

ik zag krassen
niet te tellen
ze liepen kriskras door elkaar
met bloed doorlopen tranen
schreeuwden ze kwetsende woorden

ik had beter moeten weten
en schuld ketste harde slagen

toch was er eentje
die hoopvol met geborgenheid danste
er kwam warmte tot bij mij
en een knipoog die vertelde

ik kon er helemaal niets aan doen

              ©  Merel

Waterweerspiegeling

in de waterweerspiegeling
kijkt een vrouw haar aan
verwarde kronkels
rimpelen verlegen gevoelens
in het natte oppervlak
zodat tranen pas ontloken
zich verstoppen in een vochtige kilte

priemende ogen doorboren haar gezichtsveld
reddeloos verloren zoeken ze contact
met zij die zichzelf niet begrijpt
en de pijn van een weemoedige nimf
voelt zielsverbondenheid met de vrouw
die zich tevergeefs vastklampt aan dromen
nu de stroom ze meeneemt naar een andere oever

                ©   Merel