Er hangt wat weemoed

er hangt wat weemoed in de lucht
takken fluisteren in alle stilte
hoe het einde schuifelend bijna niet meer kan
stilaan zijn jas aantrekt
en langzaam aan de horizon verdwijnt

en daar onder die ene boom
wiegt een vrouw de laatste woorden van het jaar

soms wankelde ze
liep ze verloren in zichzelf
en de emoties waarmee ze eens danste
strelen nu zachtjes haar gemoed

ze struikelde al eens
wist zich dapper recht te trekken
deed ze het wel goed
of kon het soms net iets beter

nog een keer kijkt ze om
ziet hoe een aarzelend verlangen naar haar wuift
haar gemoedelijk staat op te wachten

morgen dicht ze woorden in het nieuw
kleurt ze dromen mijmerend in het rood

           ©  Merel

weet je nog

weet je nog hoe het je raakte
de dichtlinten opgespaard in een vrouwenlichaam
het woordvlees van zielenroerselen
voorzichtig ontrafeld
onder het zachte schijnsel van een vuurvogel

het zomerde die ene winterdag
want je geloofde in dat wat je wist van horen waaien
hoe fluisterbomen
soms zacht wiegend een mens verwarmen

vandaag gloeien in onze ziel bouwstenen  helderrode tinten
hun ogen fonkelen vertrouwen
en de zachte blikken die ze weerkaatsen
dansen met letters die ik zie je graag neuriën

               ©  Merel

Ze zoekt

ze zoekt iets warmhartigs
een sneeuwvlokje gewikkeld in wat gouden lokken
of een kinderstemmetje dat zachtjes zingt
hoe vredevol de aarde je omarmt

een droom om zo maar aan te kleden
met de warmte van een gedicht
een fonkelende ster die je vertelt
hoe het licht voor jou een knipoog pinkt

een schouder om tegen aan te leunen
als je verkleumd je weg niet vindt
een open deur die glimlachend om je geeft
en die ene ziel die zegt ik laat je nooit alleen

plots wordt het stil
ingetogen houdt ze haar adem in
de nacht is heilig en wordt opnieuw geboren
een levenslucht ademt kloppend een kristallen hart
en een mantel van geborgenheid komt dicht
heel dicht bij haar

             ©  Merel

Ze bundelt

ze bundelt de lokroep van de liefde in de pas gesponnen nacht
schud het hoofdkussen zachtjes op
en een zoen verwarmd aan het haardvuur van haar ziel
nestelt zich tussen lavendellakens

ze is geduldig
zweeft al mijmerend langsheen losgeweekte dromen
ziet hoe de dichter dichter dan ooit
tussen het rietveld van zijn woelen
de navelstreng van een klaproos in zijn armen neemt

haar ogen spiegelen pas geboren passie 
en lippen parelen spoortjes naar zijn navel

               © Merel

Verstoppertje spelen

in haar kleuterschelp speelde ze verstoppertje met de zon
ze geloofde nog in sprookjes
dacht dat de zee het einde was

en de eendjes die zacht golvend haar navel zoenden
onschuldig als ze was
toverde ze zeepbellen in de lucht

tot ze aan een duindoorn haar jurkje scheurde
losse flarden in alle stilte zwegen
de waarheid in de stroom verdronk
en in een labyrint van pijn
het kind zijn voor goed verloor

              ©  Merel

In de stilte van zijn woorden

in de stilte van zijn woorden
liefkoosde een vlokje de eerste letter van zijn naam

de dichter huiverde
vroeg zich af wat er gebeurde
nu zijn jas niet langer verkleumd
verloren zinnen huilde langsheen zijn lijf

er was een winterroos die groeide in de navel van de vrouw
en blozend zijn gevoelens streelde

          ©  Merel

Plots werd het stil

plots werd het stil
de dichter hield zijn woorden in
als was alles gezegd
en de dans van een avondzoen
schaatste langsheen de navelstreng van de winter

een sneeuwvlok zo juist geboren
huilde vreugdetranen
verstrengelde zich in het maagdelijk wit
en droomde hoe ze een ijskristal beminde

              ©  Merel

Een decemberdag

een decemberdag schuifelt moeizaam in de sneeuw
hij grijpt zijn weemoed stevig vast
zo bang om uit te glijden
en in de stilte van zijn dagen
kleuren bleke wangen zijn schaduwdromen

hij vraagt zich af waarom een koude echo in hem huilt
hoe het komt dat ijsscherven met kristalgruis huwen
en waarom het sterrenwit zijn hemelglans verliest

zijn splinters walsen triest de laatste dans
tot een lichtfluisterstem naar beneden glijdt
zijn weemoed aan haar lippen parelt
en hem weerkaatst aan de oever van haar ziel

            ©  Merel

Hoe de wind

hoe de wind eenzaam huilt
in het aangezicht van je pijn 
krom getrokken voetsporen hun greep verliezen
en verdwalen in vlokken die het laatste spoor wit wassen

je draagt weemoed op je schouders
als krakend hout te zwaar beladen
en je schaduw sluit een verbond
met levenslang dolen in het duister

toch is er ergens nog een vlammetje dat voor je ademt
als een wandelaar is het beschermend dicht bij jou
en als de geur van bevroren heimwee langzaam dooit
opent het voor jou een vergezicht dat zegt 

ik heb je lief

           ©  Merel

Ik schaats met woorden

ik schaats met woorden te lang gezwegen
over je bevroren vijver
rijm je in de ijslaag van je zinnen
en winter dicht me in je sneeuwkristal

ik strooi wat sterrenwit in de kern van je ziel
als warme voegen
die je in je onderweg verwarmen

en aan de oever van je zijn
voetspoor ik me in je witte deken
als een stil verlangen naar je ik

               ©  Merel