Beweging in de lucht

er beweegt iets in de lucht
alsof een hete adem plots mijn zinnen streelt
ik huiver even
voel de prikkels in mijn lichaam
het lijken bubbels die bruisen van verlangen

opwindende woorden zweven in de lucht
met hunkerende ogen lees ik erotische gedachten
een zinnelijke taal speelt met de wolken
kneedt een jij en ook een ik
en op een bed van blauwe schijn
bewegen we zachtjes op en neer

er springen schokgolven in de lucht
nu passie met vurige blik het lichaam verkent
gloeiende plekjes vragen meer
leiden hitsige vingertoppen naar het ultiem genot
tot we in een vlaag van uitzinnige extase
verschroeiende gaten in de wolken branden

         ©   Merel

Als zij de engel was

als zij nu eens de engel was
dan aarzelde ze geen ogenblik
ze zag de vrouw wanhopig schreien
zij die zo veel letsels had verteerd
verkrampte bijna in haar pijn

als zij nu eens de engel was
vloog ze in de ziel van het licht
die haar knipogend gouden stralen schonk
zodat warmte dicht bij haar was

met haar sterke vleugels
klapwiekte ze naar omlaag
tot bij de vrouw die ploeterde in het verdriet
zich vastklampte aan een verroest schouderklopje

de engel verwarmde haar mismoedige gedachten
zodat slapende vonken ontwaakten
en spinsels stilaan verbrandden
ze ving onthutste tranen op
met engelengeduld werden het hoopvolle parels
die als een snoer lichtgevend haar vrouw zijn omhelsden
ze streelde liefdevol het lichaam en het beven zo intens
keek met nieuwe ogen om zich heen
voelde zich getroost en kwam eindelijk tot rust

                         ©  Merel

Voor mijn moeder

                     Vandaag zou mijn moeder 78 jaar worden

toen je ziekte gulzig van je lichaam at
de zetel in de hoek het plekje werd
waar je het huiselijk leven voor een laatste keer bekeek
zag ik hoe je broos en ineen gedoken
als een verdorde roos stilaan je kleur verloor
en wangen die eens rood kleurden
werden wit met ogen die hun glans verloren

ik huiverde en wist dat het einde naderde
droefheid raakte reeds mijn ziel
toch voelde ik ook vonken van verlangen
keek naar je schoot
en zag het kleine meisje van weleer gemoedelijk bij je zitten
mijn hart bonkte harde slagen en het willen diep in mij
vroeg me om nog een keer heel dicht bij jou te zijn

ik  zweeg
durfde je niets te zeggen
er was het weten van de pijn die je zou voelen
en het breken van je lichaam zo poreus als porselein

                ©   Merel

Mijn knipoog

ik heb een knipoog in mijn hand
kijk ze even in de ogen
zie hoe warmte gezellig brandt
en het gemoedelijke van zich laat horen
nog even mag ze praten met mijn ziel
ik geef ze een laatste knuffel
nu mag ze gaan

ik stuur ze jou
koester ze heel even
voel de liefde zie ze straalt
en het licht dat voor eeuwig fonkelt
luister naar de fluistertonen die ze zingt
ik heb het haar geleerd
het is mijn lievelingsmelodie

en als je straks de rust opzoekt
in het donker gedachten woorden zenden
maak dan een plekje vrij
zodat je woorden en mijn knipoog
de weg vinden naar daar waar iemand je begrijpt

                 ©   Merel

Gevecht met de wind

dan denkt ze terug aan hoe de wind
dacht de sterkste te zijn
met windstoten bijna niet te temmen
speelde hij gevaarlijk spel
hij blies met al zijn kracht
voelde zich meester in zijn vlagen

maar zij de vrouw liet zich niet kennen
ging met volle vaart vooruit
bonkte met al haar kunnen tegen zijn nukken
ook al had hij bij ogenblikken vervelende grillen
ze wist zich een weg te banen

en haar hoofd voelde zich bevrijd
gedachten vlogen in het rond
eindelijk ontsnapten ze aan de verwarring

de vrouw glimlacht
het voelt goed
als herboren kan ze nieuwe stormen aan

           ©   Merel

Voor jou

voor jou zingt een vogel haar mooiste lied
bloeien bloemen in al hun kleurenpracht
de zon maakt een afspraak met het licht
de tederste stralen zijn uitverkoren
om in alle stilte tot bij jou te komen

voor jou kies ik de liefste dankjewelletjes
stop ze in doosje met wat warmte
omringd door gevoelens heel diep in mij
die je woorden brengen in vrolijke tinten
en blij zweven om tot bij jou te zijn

voor jou van mij
een dankjewel

             ©  Merel

Wat doe ik

wat doe ik met je pijn
nu hij plots lijkbleek mijn kamer binnenkomt
ik zie hoe in zijn ogen schuldgevoelens
de pupil weekhartig maken
zijn pijnprikkels gooit hij op de grond
met zware stem zoekt hij de juiste woorden

ik heb niet geluisterd
denk alleen aan jij die daar aan de andere kant
steken voelt van pijnlijk treffen
alsof flarden van het licht voorgoed zijn uitgedoofd
ik sta hier met lege woorden, wil ze licht schijnend kleuren
zodat ze je wat warmte brengen
zelfs mijn woorden zijn verstomd en zwijgen even
alleen mijn weten wat je voelt komt met de wind naar jou

               ©   Merel

Lichtbundel

ze is een vrouw
zo doodgewoon
tot plots woorden dicht bij haar komen
haar bekoren en het verlangen strelen
ze koestert de woorden
speelt wat met zinnen
en ontdekt een bijzonder iets
ze schrijft zo waar haar eerste gedicht

als een woordenstroom niet te stoppen
stoeien woorden in haar gedachten
tot ze moe gemoedelijk uitrusten in haar schoot
ze prikkelen de dichterlijke taal
en maagdelijk wit ontpopt zich tot poëzie

’s nachts droomt ze van gele letters
op een hemelsblauwe achtergrond
tot die ene ochtend bij het ontwaken
ze volgt de voetsporen van haar onderweg
als uit het niets komt plots een regenboog
schenkt de vrouw een bundel met stralen van het licht

nu danst ze met haar pas geboren droom
en pronken woorden met een nieuw gedicht

            www.lichtbundel.be

 

              ©   Merel

     

Sporen

los van alles sta ik aan de waterkant
ik probeer mezelf wijs te maken
dat ik best wat sporen verbrijzel
de weerspiegeling van mijn ik
kijkt me nietszeggend in mijn ogen

in het licht dat door de wolken breekt
lijkt de waarheid me te omarmen
of is het een illusie
een luchtspiegeling die met me speelt
ik zoek naar woorden van bevestiging
hoor alleen het kreunen van de wind
en een tak die bijna breekt

mijn sporen roepen met hese stem
de waarheid hangt niet in de lucht
maak je eigen niet kapot

aarzelend kom ik terug
trek de waarheid uit hun mond
en vraag me af of dit bevrijding heet

            ©   Merel

Elfenkind

het zat in je genen
en dat je klein zou blijven
nooit groot zou worden
dat had men verteld
ongeloof – het mocht niet zijn –
tot plots de dag dat jij er niet meer was

en toch
ik noem je elfenkind
zie je in de eerste lentebloesems
die nieuw leven bij me brengen
en na een snikhete zomerdag
ben jij het die voor koele regendruppels kiest

bij de eerste herfststorm
die de bladeren van de bomen blaast
de koude winter met ijskoude werkelijkheid
bevroren dromen die ooit weer ontdooien
denk ik aan jou het elfenkind

ik zie je in de sterren
de weerspiegeling van de maan
ik hoor je in de stilte
ontdek je in het licht

jij ver weg en toch dichtbij
het elfenkind dat eeuwig verder leeft

               ©   Merel